Norm: Werkdruk en werkstress

Inhoud van deze pagina

Voert Voion werkdrukonderzoeken op scholen uit?

Nee, Voion voert zelf geen onderzoeken uit bij scholen.
Alleen in het kader van instrumentontwikkeling, gegevensverzameling e.d. heeft Voion in het verleden onderzoek op scholen gedaan.
Scholen die zich willen laten ondersteunen bij een onderzoek naar werkdruk, zullen die op de ‘markt’ moeten inkopen.
 
Voion heeft wel instrumenten beschikbaar gesteld waarmee een onderzoek of werkdrukinterventie in eigen beheer kan worden uitgevoerd (zie www.welzijnscheck-vo.nl  en www.voortgezetwerkplezier.nl ). Het succesvol hanteren van deze instrument vergt echter gedegen voorbereiding.

TNO heeft de Werkdruk Wegwijzer ontwikkeld. Dit instrument is door TNO ook in onderwijsorganisaties ingezet.

Meer informatie over  de aanpak van werkstress is te vinden op de Voion website en op Arboportaal de website van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Werkstress door werkdruk: waarop letten de inspecteurs van de Arbeidsinspectie?

Werknemers kunnen door hun werk stress ervaren. De werkgever voert een beleid dat werkstress op de werkvloer voorkomt en dat maatregelen biedt wanneer werknemers hier toch mee te maken krijgen. De taak van de inspecteur van de Arbeidsinspectie is om te beoordelen of dat beleid voldoet aan de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening.

Hoe beoordeelt de inspecteur of het beleid dat de werkgever voert afdoende is?
De  “Werkinstructie: Werkstress door werkdruk voorkomen en beperken” van het Kenniscentrum van De Nederlandse Arbeidsinspectie geeft als het ware het toetsingskader voor de inspecteurs.

De volgende vijf vragen zijn dient de inspecteur te beantwoorden en te onderbouwen:

  1. Heeft het bedrijf een actuele, deugdelijke en volledige risico-inventarisatie en – evaluatie (RI&E) over werkstress? Wordt hieruit duidelijk per afdeling/functie welke werkdrukbronnen te hoog zijn en/of welke energiebronnen te laag, waardoor een disbalans ontstaat die risico geeft op werkstress?
  2. Heeft het bedrijf voldoende maatregelen in het plan van aanpak opgenomen om geconstateerde werkdrukbronnen die te hoog zijn te verminderen of te lage energiebronnen te verhogen? Zijn er termijnen aangegeven om deze maatregelen uit te voeren en te evalueren? Worden de maatregelen uitgevoerd?
  3. Heeft er een grondige evaluatie plaatsgevonden van de maatregelen om geconstateerde werkdrukbronnen die te hoog zijn te verminderen of te lage energiebronnen te verhogen? Is de totale aanpak van risico’s die tot werkstress kunnen leiden ook geëvalueerd? En wordt de PDCA (verbeter)- cyclus opnieuw doorlopen als hieruit blijkt dat er nog steeds risico’s zijn die kunnen leiden tot werkstress?
  4. Krijgen werknemers en leidinggevenden die met werkstress te maken (kunnen) krijgen, adequate voorlichting en onderricht over de daaraan verbonden risico’s en de maatregelen die zijn genomen om de risico’s op werkstress te voorkomen of te beperken? Leren zij hierin ook wat werkstress inhoudt en hoe zij dit kunnen herkennen?
  5. Houden leidinggevenden toezicht op het naleven van de instructies?

Voor de inspectiepunten zijn in een instructie hulpvragen opgenomen. Deze helpen de inspecteur te beoordelen of aan de vereisten wordt voldaan en het antwoord op elk van de vragen en een eventuele eis tot naleving te onderbouwen. Scholen kunnen de instructie gebruiken om hun beleid zelf kritische tegen het licht te houden.

Bekijk de werkinstructie: werkstress door werkdruk voorkomen en beperken >>