Norm: Inventarisatie van ongewenst gedrag (RI&E)

Minimum eisen

Mogelijke bronnen daarvoor zijn:

• geanonimiseerde bevindingen en rapportages van vertrouwenspersonen en van de bedrijfsarts;
• resultaten van een vragenlijst, PAGO/PMO of een Medewerkerstevredenheidsonderzoek;
• incidentmeldingen en -registratie.

In de gehele school of in onderdelen van de school waar uit de RI&E blijkt dat ongewenst gedrag voorkomt, brengt de school vervolgens met een verdiepend onderzoek in kaart, voor elke vorm van ongewenst gedrag waar, bij welke functies of taken, op welke momenten en in welke situaties het voorkomt. En wat daarvan de oorzaken zijn. Dat kan bijvoorbeeld met de Incidentenregistratie.

Naast het inventariseren van incidenten van ongewenst gedrag worden in de RI&E ook risico’s op het ontstaan van intern en extern ongewenst gedrag (preventief) beoordeeld. Vanuit de stand der wetenschap zijn erkende categorieën die het risico op (intern) ongewenst verhogen:

• in de persoon gelegen factoren;
• in leiderschapsstijl en de rol van leidinggevende gelegen factoren;
• in de organisatie van het werk gelegen factoren;
• in de fysieke omstandigheden van het werk gelegen factoren;
• in de sociale regels en normen gelegen factoren;
• in de samenstelling van het personeel en risicogroepen gelegen factoren;
• in digitale vormen van ongewenst gedrag gelegen factoren.

Voor een nadere uitwerking van de risicofactoren binnen de genoemde categorieën kan gebruik gemaakt worden van de ‘Delphi-studie naar risicofactoren en maatregelen intern ongewenst gedrag’ (Nederlandse Arbeidsinspectie, oktober 2022).

Leg de resultaten van het onderzoek vast in de RI&E, neem de te nemen maatregelen op in het plan van aanpak en voer ze uit. Ga vervolgens na of het beleid en de genomen maatregelen het gewenste effect op hebben geleverd en neem zo nodig aanvullende maatregelen. Zo ontstaat een cyclische aanpak: Inventariseren – Maatregelen opstellen en implementeren – Evalueren – Inventariseren -  etc.