Enkele werknemers dienen naast voorlichting ook periodiek onderricht te ontvangen, waarbij ze vaardigheden aanleren om beter om te gaan met ongewenst gedrag. Of om -waar nodig- adequaat in te kunnen grijpen.
Minimale eisen
Daarbij gaat het om:
- werknemers voor wie uit de risico-inventarisatie blijkt dat ze een functie vervullen die vanuit de aard van de werkzaamheden geconfronteerd kunnen worden van intern ongewenst gedrag;
- door de school, op grond van de RI&E aangewezen leidinggevenden en andere functionarissen die te maken kunnen krijgen met incidenten op het gebied van intern ongewenst gedrag in hun het team of een ander intern samenwerkingsverband. Adequaat reageren is van groot belang. Dat vergt alert zijn op soms onduidelijke signalen. Zaken vroegtijdig op een goede manier ter sprake brengen, kan erger voorkomen. Het adequaat aanpakken van ongewenst gedrag vraagt specifieke vaardigheden. Dat zorgt ervoor dat zij:
- ongewenst gedrag herkennen;
- weten hoe ze moeten ingrijpen;
- de noodzaak inzien van voorbeeldgedrag.
Stimuleer leidinggevenden, onder andere in functioneringsgesprekken en training, dat ze daadwerkelijk ingrijpen als zij worden geconfronteerd met ongewenst gedrag.
Het onderricht vindt plaats in maatwerktrainingen die zijn toegespitst op de functie, het soort en de vorm van het ongewenst gedrag waarmee men geconfronteerd wordt en de werksituaties waarin dat ongewenst gedrag zich voordoet. Daarin staat het herkennen van ongewenst gedrag en de benaderingen bij de verschillende vormen van ongewenst gedrag centraal.