Norm: Kantoorwerkplekken

Een schoolgebouw bestaat uit meer dan alleen leslokalen. Zo zijn er diverse ruimtes ingericht als kantoorwerkplek. Denk aan de werkplekken van de administratie. Het meest bekende risico voor werken in een kantoor is eenzijdige lichamelijke belasting, met als gevolg klachten aan het bewegingsapparaat. Deze klachten worden vaak omschreven als RSI of KANS. Het werken in een kantoor kan ook leiden tot algemene of specifieke lichamelijke klachten door blootstelling aan schadelijke dampen van apparatuur.

Inhoud van deze pagina

Norm

Kantoorwerkplekken voldoen aan de voorgeschreven afmetingen, klimaat- en akoestisch comfort normen.

Minimum eisen

Oppervlak

De belangrijkste normen voor de inrichting van een werkplek op kantoor zijn:

  • Minimaal vier vierkante meter per werknemer.
  • Eén vierkante meter voor een plat beeldscherm.
  • Twee vierkante meter voor een ander type beeldscherm.
  • Minimaal één vierkante meter voor lees- en schrijfwerk.
  • Minimaal één vierkante meter voor het uitleggen van tekeningen.
  • Eén vierkante meter voor een vrijstaande of verrijdbare ladekast.
  • Voor een vergaderruimte geldt minimaal 2 vierkante meter per persoon.

Het aantal vierkante meters voor een afdeling is een optelsom van het aantal personen, de werkzaamheden en de apparatuur die voor het werk nodig is.

Binnenklimaat

  • Bij baliewerk heeft men vaak te maken met koude luchtstromingen. De mate waar in dit ongemak veroorzaakt, hangt af van frequentie waarmee de toegangsdeuren open gaan, de grootte van de ruimte, de plaatsing van de balie.
  • Maatregelen om tocht te verminderen zijn onder andere: luchtgordijn bij de toegangsdeur, een draaideur of een luchtsluis.
  • Het doel van een goed binnenklimaat is dat er zo min mogelijk ontevreden werknemers zijn (maximaal 10%).
  • Uitgangspunt is dat het klimaat op de werkplek behaaglijk moet zijn.
  • In de winter moet de temperatuur tussen de 20 en24°C zijn.
  • In de zomer moet de temperatuur tussen de 23 en26°C zijn.
  • De relatieve luchtvochtigheid moet tussen de 35 en 65% zijn.

Luchtverversing

  • De minimaal benodigde luchtverversing per persoon is 30 m3/uur en streefwaarde is minimaal 35 m3/uur.
  • Indien er geen natuurlijke ventilatie mogelijk is, zorg dan voor goede mechanische ventilatie.
  • De grenswaarde voor een goede kwaliteit binnenlucht bedraagt maximaal 1000 ppm CO2 en de streefwaarde is maximaal 800 ppm.
  • Om klachten te voorkomen moeten luchtsnelheden in de winter een snelheid hebben van maximaal 0,15 meter per seconde.
  • Om klachten te voorkomen moeten luchtsnelheden in de zomer een snelheid hebben van maximaal 0,25 meter per seconde.

Daglicht

  • Daglicht is gewenst, streven is dat lichtopeningen minimaal 1/20e van het vloeroppervlak zijn.
  • Invallend zonlicht moet kunnen worden geweerd door luifels of zonwering. Bij voorkeur buitenzonwering.
  • Werkplekken moeten voldoende zijn verlicht. Ga uit van een verlichtingsniveau op het bureau van 200 tot 800 lux. 

Hinderlijk Geluid

  • Denk bij de inrichting aan mogelijk hinderlijk achtergrondgeluid dat kan ontstaan door bijvoorbeeld: geluid van klanten, groepen, collega’s, verkeerslawaai, achtergrondmuziek.
  • Aan voldoende geluiddemping moet aandacht worden geschonken door bijvoorbeeld het plaatsen van scheidingswanden,geluidsabsorptie van de wanden, plafond en vloeren. 

Zittend werk

  • Een zitgelegenheid op een werkplek voldoet aan de ergonomische beginselen. Alle regelmatig voorkomende werkzaamheden zijn binnen het werkbereik van de handen en het zichtgebied van de individuele werknemer gebracht. De werkhoogte is aangepast aan de werkzaamheden en de individuele werknemer. De werknemer heeft de beschikking over een voetensteun indien dat voor het bereiken van een goede lichaamshouding gevergd wordt. Een stang of balk als voetensteun is onvoldoende.
  • Ten behoeve van de bewegingsvrijheid van benen en voeten is een vrije ruimte onder het werkblad aanwezig van ten minste 65 en 80 centimeter.